Vorig jaar november volgde ik een tweedaagse masterclass conflict-eren bij Shirine Moerkerken. Een van de inzichten die me echt is bijgebleven is dat we in een organisatie onbewust geneigd zijn om in de ene context te doen wat in de andere context werkt, zonder te onderzoeken of dat wel het beste is. Dat wist ik al – hij werd alleen in die masterclass zoveel zichtbaarder.
Zo ook gisteren. Neem ERIM – het instituut waar ik een parttime PhD-programma volg. Daarin komt steeds tot uiting hoe de universiteit 'werkt'. Bijvoorbeeld door een programma te maken dat van collegejaar tot collegejaar (sept - juli) terwijl wij in ons werk een kalanderjaar (moeten) hanteren. Dan helpt het niet als dat programma voor het tweede jaar pas met veel moeite en laat met je gedeeld wordt en je – tot frustratie van een opdrachtgever – afspraken moet gaan verzetten. Maar bijvoorbeeld ook door ons – net als bachelorstudenten – door een programma van vakken te leiden waarvan een mede-fellow verzuchtte dat we een bachelor in PhD deden. Dat is natuurlijk iets anders dan ondersteund worden in het doen van je eigen wetenschappelijke onderzoek. Logisch, vanuit het perspectief van de universiteit die gewend is dit soort programma’s te draaien (en er vast ook heel goed in is). Maar niet voor 13 werkende PhD-studenten die daar niet om gevraagd hebben.
Wat in de ene context werkt kan dus disfunctioneel zijn in de andere. Ferdinand Mertens (2011) schrijft daarover in 𝘐𝘯𝘴𝘱𝘦𝘤𝘵𝘦𝘳𝘦𝘯: 𝘛𝘰𝘦𝘻𝘪𝘤𝘩𝘵 𝘥𝘰𝘰𝘳 𝘪𝘯𝘴𝘱𝘦𝘤𝘵𝘪𝘦𝘴 dat toezichthoudende organisaties maar beperkt wendbaar zijn. Door de wijze van werken die in de organisatie gestabiliseerd is, worden nieuwe vraagstellingen meestal vertaald naar het eigen bestaande repertoire (p. 39). En dus vraag ik me af (in mijn promotieonderzoek):
𝐇𝐨𝐞 𝐤𝐮𝐧𝐧𝐞𝐧 (𝐭𝐨𝐞𝐳𝐢𝐜𝐡𝐭𝐡𝐨𝐮𝐝𝐞𝐧𝐝𝐞) 𝐨𝐫𝐠𝐚𝐧𝐢𝐬𝐚𝐭𝐢𝐞𝐬 𝐛𝐞𝐩𝐚𝐚𝐥𝐝𝐞 𝐦𝐚𝐭𝐞 𝐯𝐚𝐧 𝐦𝐞𝐞𝐫𝐯𝐨𝐮𝐝𝐢𝐠𝐡𝐞𝐢𝐝 𝐰𝐞𝐞𝐫 𝐭𝐞𝐫𝐮𝐠𝐛𝐫𝐞𝐧𝐠𝐞𝐧 𝐢𝐧 𝐡𝐮𝐧 𝐨𝐫𝐠𝐚𝐧𝐢𝐬𝐚𝐭𝐢𝐞? 𝐄𝐧 𝐰𝐚𝐭 𝐢𝐬 𝐝𝐚𝐚𝐫 𝐯𝐨𝐨𝐫 𝐧𝐨𝐝𝐢𝐠?
Als het gaat om mijn PhD heb ik de mogelijkheid te onderzoeken of dit programma en mijn beeld van een parttime PhD traject wel strookt en of er andere plekken zijn waar een betere match is. Maar dan nog, in hoeverre kan ik nou echt de grille van de academische wereld buiten de deur houden? Die vraag leidde bij mij ook tot andere vragen: hoe vaak zitten we niet vast in een context die niet past en tot veel onmacht en frustratie leidt of dwingen we andere daar toe? En hoe dus, nogmaals, krijgen we weer meer variëteit terug in organisaties?
Ik wens je weer veel wijsheid.
Previous
Previous
Next
Next