Rob Velders (deel 1)
In gesprek met Rob Velders. Hij werkte voorheen als toezichthouder voor de Milieuinspectie, nu alweer geruime tijd als toezichtadviseur in binnen- en buitenland.
Wat was voor jou de reden om voor jezelf te gaan beginnen?
Ik was programmamanager Samenwerking Rijksinspecties geworden. Ik viel van mijn stoel van verbazing wat andere toezichthouders allemaal bedacht en ontwikkeld hadden. Want ik dacht dat het milieutoezicht het beste, meest ontwikkelde en belangrijkste toezicht was dat er bestond. Toen kwam ik onder andere bij de Onderwijsinspectie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Die hadden allemaal dingen bedacht waarvan ik werkelijk nog nooit gehoord had. Dus ik kwam al vrij snel tot de conclusie dat we niet top waren, maar middenmoot. En met moeite.
Waarin werd je positief verrast?
Nou de Inspectie van het Onderwijs publiceerde bijvoorbeeld alle scholeninspecties. En deed vervolgens allerlei wetenschappelijk onderzoek hoe goed dat werd gelezen. Welk effect dat had op de scholen. Ik was werkelijk flabbergasted dat er zo veel onderzoek naar kon worden gedaan. Vervolgens kreeg ik de markttoezichthouders in beeld. Die ontstonden in die periode en hadden geen last van hun verleden. Die hadden geen cultuur mee te torsen. Die gingen 'helemaal los zonder al te veel gene' om het zo maar te zeggen. Wat ik geweldig vond. Prachtig ook om te zien hoe je door je eigen historie gegijzeld kunt worden.
Je zei ‘ik dacht dat we het beste jongetje van de klas waren, en ik kwam erachter dat we misschien net een zesje haalde’. Waar komt dat beeld dan vandaan dat je het beste was?
Door oogkleppen. Niet weten van het bestaan van de rest van de wereld. Ik heb nu ik bij zoveel verschillende toezichthouders heb gewerkt zo sterk het gevoel dat er universele waarden zijn waar wij allemaal mee te maken hebben. Een goede toezichthouder moet drie dingen kunnen. Die moet verstand hebben van het onderwerp waar hij toezicht op houdt; kennis hebben van de regels die van toepassing zijn, en; goed toezicht kunnen houden. Toezicht houden is echt een vak.
En wanneer hou je dan goed toezicht?
Dat heb ik geprobeerd in 10 regels voor de toezichthouder duidelijk te maken. Die gelden voor individuele inspecteurs. En de OECD best practice principles zijn op organisatieniveau. Als je die twee goed hebt geïmplementeerd als organisatie durf ik wel te stellen dat je een goede toezichthoudende organisatie bent en goede toezichthouders hebt. Ik heb één inspiratiefilmpje die ik al 40/50 keer heb gezien en ook altijd aan inspecteurs laat zien wanneer ik een training geef. Die gaat over wijsheid: een inspecteur moest beschikken over wijsheid.
Dat stond ook in je presentatie. Daarin staat dat een toezichthouder een wijs persoon moet zijn. Wat is dat?
Kijk dat filmpje! Barry Schwartz zegt letterlijk ‘a wise person has the moral skill and the moral will to do right’. Dat betekent dat je begrijpt wat je aan het doen bent en je het goed wilt doen. Dat betekent ook dat je op de juiste momenten weet hoe je van de regels moet afwijken. En waarom je van die regels moet afwijken. Kijk, regels beogen dat je iets goed doet. Maar regels zijn generiek - ze zijn geschreven op een bepaald moment en voor iedereen. Dat betekent niet dat ze daarna op elk moment en voor iedereen de beste oplossing bieden. Dus je moet als toezichthouder in staat zijn om te begrijpen wat er gebeurt. Je moet begrijpen waarom de dingen die je waarneemt zijn zoals ze zijn. Zowel bij overtredingen als wanneer alles op orde is.
Begrijpen wat je aan het doen bent. Hoe weet ik nou of ik begrijp wat ik aan het doen ben?
Daar heb je kennis en wijsheid voor nodig. Begrijpen wat jouw organisatie en de wetgeving beoogt. Wat het doel is van je controlebezoek. Kennis hebben van het onderwerp waar je naar kijkt, de context, en de regels die van toepassing zijn. Zonder ervaring kun je niet wijs zijn. Je hebt dus ook ervaring nodig om goed toezicht te kunnen houden.
Als toezichthouder? Of als iemand die in een sector heeft gewerkt? Waar moet ik dan aan denken?Ja...maakt niet uit. Je hebt ervaring nodig. Levenservaring. Laat ik een voorbeeld geven. Toen ik nog leiding gaf aan de afvaltoezichthouders, toen dacht ik ‘Weet je wat, ik ga de wetgevingsjuristen meenemen op controle’. Wij hielden vrachtwagens aan en ik duwde de wetgevingsjuristen naar voren en zei:
‘Ga je gang’.
‘Ja, wat moeten we doen?’
‘Wij houden altijd toezicht op basis van jullie wet. Ga je gang. Nou mogen jullie het doen.’
‘Maar wat moeten we doen dan?’
‘Luister, jullie hebben die wet geschreven, jullie moeten toch weten hoe het uitgevoerd moet worden?’
[...]
Daar hadden ze geen enige sjoege van. Met andere woorden, met alleen kennis van regels en materie red je het niet. Je hebt ervaring nodig om goed toezicht te kunnen houden. Het gaat dus niet zonder ervaring.
Als ik naar jou luister dan hoor ik je zeggen als toezichthouder interpreteert je veel. Klopt dat?
Ja, heel veel. Niet elke situatie leidt voor iedereen tot dezelfde conclusie. Dat maakt toezicht kwetsbaar. De hoofdlijn zou moeten zijn dat het niet uitmaakt welke inspecteur langskomt.
Nog een voorbeeld. De Regionale Uitvoeringsdiensten (Omgevingsdiensten) houden toezicht op de naleving van milieuregels bij bedrijven. Voorheen gebeurde dat door individuele gemeenten, sinds 2013 wordt dat opgepakt in deze samenwerkingsverbanden. Daar zijn er 28 van. Die Uitvoeringsdiensten hebben zogenaamde “ringonderzoeken” uitgevoerd. Een ringonderzoek is een onderzoek waarbij een bedrijf zich gedurende een dag door 10-20 inspecteurs laat inspecteren. Achter elkaar controleren die inspecteurs dan het bedrijf. Aan hen wordt gevraagd “schrijf nou eens op wat je ziet en schrijf ook op wat er volgens jou zou moeten gebeuren”. Ik heb die rapporten gelezen en ben verbijsterd over de verschillende die er optreden. En dan hebben ze het alleen over feiten en de consequenties die ze daaraan verbinden. Die verschillen zijn zo groot, dat ik het durf te betitelen als absolute willekeur. En dat is iets waarvan ik vind dat het absoluut niet kan.
Hoe kan het dat die situatie zo ontstaat? Als ik je goed begrijp is het niet zozeer dat ze 5% van elkaar afwijken, maar dat je het hele spectrum voorbij ziet komen.
We zien het hele spectrum voorbijkomen. Dat is een hele ongerust makende constatering. We hebben het veel te weinig met elkaar over wat we zien en hoe we dat beoordelen. Toen ik in het management zat (bij VROM) kwam ik na verloop van tijd beleidsstukken tegen waar ik werkelijk het bestaan niet van wist. Ik heb op een gegeven moment gevraagd aan onze inspecteur ‘hoe werken wij eigenlijk bij deze organisatie? Waar staat nou beschreven hoe wij in elkaar zitten?’ Een dergelijk document bestond niet. Bij andere toezichthoudende organisaties ook niet. Maar ik merk keer op keer dat er behoefte is aan het antwoord op de vraag ‘hoe houden wij nou toezicht?’ Wat is ons doel? Hoe willen we dat bereiken? Hoe gaan wij om met vertrouwen en wantrouwen? Etc. etc.
In hoeverre zijn toezichthouders zich bewust van alle aannames die ze maken tijdens een onderzoek/inspectie?
Ruim onvoldoende. Dat is een mooie verklaring tussen de markttoezichthouders en de inspecties. Die inspecties zijn heel erg geworteld in hun verleden. Daar zitten allerlei aannames in.
Een voorbeeld. Ik was bij de Inspectie Jeugdzorg interimmanager. Ik vroeg ik ‘Waarom doen jullie eigenlijk geen onaangekondigde controles?’ Monden vielen open. Ze zeiden, ‘ja maar dat is toch onbeleefd?’ ‘Maar anders krijg je toch een opgepoetst geheel als je een aangekondigde controle doet? Men gaat toch alles op orde maken?’
Er is op zich niet altijd wat tegen aangekondigde controles. Sterker nog, ik vind het wel prima. Maar als je wilt weten of er sprake is van ongewenste gedragingen dan zal je dat zeker niet te zien krijgen als je je bezoek aankondigt. Dan zie je dat zo’n inspectie een gewoonte heeft gecreëerd met aangekondigde controles en worstelt om het (af en toe) eens anders te doen.
De Milieu-inspectie had precies het omgekeerde. ‘Aangekondigde controles? Ben je gek, dan maken ze boel op orde.’ ‘Maar dat is toch wat we eigenlijk graag willen?’ Van sommige dingen weet je als ze het op orde hebben gemaakt, dan gaan ze het daarna niet weer ongedaan maken.
Dat gegijzeld worden door je verleden. Wat is er voor nodig om daar weer uit te stappen?
Kijken bij andere inspecties. Dat voorrecht heb ik gehad. Dat geeft je wel inzicht. En ook in vreemde landen kijken. Markttoezichthouders hebben helemaal geen last van hun verleden. Zij publiceren tot op zekere hoogte namen van bedrijven die een boete hebben gekregen. Dat doen ze omdat er geen referentiekader is dat zegt dat doen wij uit principe niet. Maar inspecties doen dat uit principe niet. Welk principe daaronder ligt weet niemand meer. Het is een gewoonte geworden. Ze durven het eigenlijk niet. Maar doen het nu schoorvoetend omdat er een steeds sterkere maatschappelijke roep is om het te doen.