Rob Velders (deel 2)

Je gaf het voorbeeld van de Regionale Uitvoeringsdiensten die in een ringonderzoek tot uiteenlopende conclusies kwamen. Terug naar de vraag hoe je nou weet of je het goede doet. Want al die toezichthouders in de Regionale Uitvoeringsdiensten zullen menen dat zij het beste doen.
Daar moeten we het met elkaar over hebben. En daar hebben we het veel te weinig met elkaar over. We hebben nu een eiercrisis. Er wordt een commissie ingesteld en die krijgt allerlei vragen mee, over “hoe is dit gegaan? Hoe is dat gegaan? Hoe is dit en dat geregeld?” Ongeveer drie pagina’s vragen. Maar niemand die de vraagt stelt “wat mogen we nou eigenlijk van toezicht verwachten? Wanneer vinden we nou dat toezicht goed zijn werk heeft gedaan?” De stelling van de politieke partijen is “voedsel wat in de supermarkt ligt moet 100% veilig zijn”. Dat is onhaalbaar. Die garantie gaat het toezicht niet leveren. Terwijl dat kennelijk wel wordt verwacht.

Elke keer is de reflex als er iets misgaat Meer toezicht, beter toezicht. Meer regels, betere regels. Meer incentives, betere incentives. Barry Schwartz zegt: ‘the truth is, neither of them will help in de long run’. Ze worden altijd weer contraproductief. De middelen veranderen in de loop der tijd in doelen. Een incentive wordt na verloop van tijd altijd weer een doel op zich.

Je zegt, dan schiet het systeem eigenlijk zijn doel voorbij?
En niet zo’n beetje ook. Dat is het verschil. Bange inspecteurs gaan meer controleren, goede inspecteurs gaan meer inspireren. De essentie van toezichthouden is dat je eraan bijdraagt om de maatschappij binnen de afgesproken spelregels te laten functioneren. Maar dat je ook snapt dat dat niet altijd kan. Of dat het soms zelfs beter kan dan wat de overheid had bedacht. De Onderwijsinspectie heeft aan zijn palet van oordelen zeer zwak - zwak - basis, goed en excellent toegevoegd. Beiden zijn boven de norm. En er is niet beschreven wat dat precies inhoudt. De Onderwijsinspectie heeft gezegd ‘we laten ons verrassen’. Als we tot de conclusie komen dat we iets hebben waargenomen dat beter is dan de norm dan gaan we het zo ook benoemen. Hoe langer ik erover nadenk hoe meer ik meen dat ze een hele fundamentele keuze hebben gemaakt. En een hele goede ook.

Ik ben dan ook geschokt door het feit dat er zeer recentelijk een nieuwe regeling in de kinderopvang is uitgegaan waarvan wordt gezegd “hier mag niet van worden afgeweken”. Ook niet ten goede. Als je dit verkondigt als ministerie, dan ben je toch niet meer goed bij je hoofd? Dan heb je toch niet meer in de gaten wat er aan de hand is en hoe je tot vernieuwing moet komen? En hoe komt het dat men dat roept? Dat komt omdat er incidenten zich voordoen. Er is drie weken geleden weer iemand gepakt die kinderen heeft misbruikt. Dat was iemand die en VOG had - net als de kindermisbruiker bij het Hemeltje in 2010. En wat doen wij? Wij gaan nog strenger controleren of er een VOG is. Terwijl in mijn beleving VOG wel een instrument is, maar geen garantie. We zijn zo bang om fouten te maken dat we helemaal vluchten in regels. Dat is zeer zorgwekkend.

Begrijp ik je goed als ik het zou verwoorden als 'we moeten ook als toezichthouder kwetsbaarder kunnen zijn?’
Absoluut. We moeten gewoon een veel beter verhaal hebben. We zijn enorm bang geworden om fouten te maken. Als je ergens niet beter van wordt dan is het bang zijn om fouten te maken. De Kamervoorzitter gaf afgelopen week nog een interview. Zij zei ‘mijn hoofddoel is om geen fouten te maken’. Flikker toch op! Wat heeft men aan dat soort mensen? Ga mensen inspireren.

Terug naar jou. We hebben het over veel dingen gehad. Hoe hou jij jezelf scherp op alle aannames die je maakt?
Door dit soort gesprekken. Ik ben nu nog steeds aan het kauwen op een gesprekje van minder dan een minuut dat ik jaren geleden heb gevoerd (in 2002).

Ik vroeg aan twee van mijn inspecteurs die de dag ervoor op pad waren geweest ‘Hoe was het?’

Ze zeiden ‘Waardeloos’.

Ik schrok. ‘Oh wat is er dan gebeurd? Ben je bedreigd? Is er een ongeluk gebeurd?’

‘Nee, we hebben geen enkele fout aangetroffen.’

‘Dat is toch waar wij naar streven?’

‘Ja, jíj misschien, maar wíj niet.’

Ik bleef verbijsterd achter en zit nu nog steeds te kauwen op wat er aan onderliggende drives in dit gesprek naar boven is gekomen. Zij gingen op controle om fouten te vinden. Ik merk dat heel veel inspecteurs op die manier werken. Dan schrik ik wel. Dat is toch niet waarom je hier op aarde bent – om fouten te ontdekken.

Ben je in dit geval niet een goede toezichthouder?
Als je er alleen maar op uit bent om fouten te vinden, dan kun je geen goede toezichthouder zijn. Dan beschik je niet over wijsheid. De essentie van toezichthouden is waarnemen, oordelen en interveniëren (grondig aanpakken). Het is heel belangrijk dat je begrijpt wat je ziet. Waarom dingen goed of fout zijn. Dan kun je ook beoordelen of - als je een halve dag bij een bedrijf bent - het ook die andere 364,5 dag per jaar naar verwachting op orde zal zijn bij dat bedrijf. Dat wil je als toezichthouder weten. Is het er nu veilig en is het er morgen en volgend jaar óók veilig? Je kunt dan beter afwegen wat je moet doen. En dat achteraf ook beter verantwoorden!

Ik zou zeggen – zo’n inspectie bij een eierboer... Je kunt dat doen vanuit de gedachte ik kijk of het nu goed is met de aanname dat het dan altijd wel goed zijn. Dat is anders dan als je kijkt is het nu goed maar kan ik op basis van die waarneming ook afleiden dat het morgen en overmorgen goed is?
Die laatste manier van kijken heb je nodig. Met alleen een checklist redt je het niet.

Maar dan zit je op een ander niveau dan als je alleen maar onderzoekt of vandaag alle standaarden worden nageleefd?
En daar heb je dus ervaring en wijsheid voor nodig om dat te kunnen beoordelen. Wat gebeurt hier nou ECHT? Hoe werkt het hier? Waarom zijn zaken hier zoals ze zijn? Veel inspecteurs krijgen een checklist mee, zetten vinkjes en gaan weer. Een checklist helpt om verschillen tussen inspecteurs te verkleinen en niks te vergeten. Maar het is niet voldoende. In essentie kom je niet om die checklist in te vullen (lees: “om fouten te ontdekken”). Je komt om te toetsen of het structureel op orde is.

Maar ook zo’n checklist kan je op verschillende manieren interpreteren.
Ja, ik heb een horecaondernemer horen vertellen over twee soorten inspecteurs die bij hem langs komen. ‘Dat zijn de mensen met een checklist in de hand en het hoofd naar beneden, en de mensen met de checklist die rondkijken. Die laatste categorie zijn de ervaren inspecteurs die ik als ondernemer veel liever over de vloer heb. Met hen kan ik het hebben over de juiste zaken.’

Previous
Previous

Donald Macrae

Next
Next

Rob Velders (deel 1)